Er ging een rilling door Melchiors verstijfde lijf toen hij
voetstappen hoorde. Licht piepende voetzolen. Hij verlangde ernaar dat ze vrouwelijk
waren, maar vermoedde dat zijn verlangens illusies waren. Inderdaad was de
persoon die in zijn gezichtsveld verscheen, een man. Hij had een rond kalend
hoofd. Zijn snor was ijdel bijgepunt. Zijn ogen deden Melchior denken aan een
voormalig chef op de afdeling Archivering. Even dom als dominant. Zijn wil was
wet, ook als zijn wil niet in het belang van het bedrijf was.
“Ik ben Patras,” sprak de man. “Of dat mijn voor- of achternaam is, is voor jou een vraag en voor mij een weet.”
Melchior sloeg zijn ogen neer terwijl hij door de man
bekeken werd. Hij realiseerde zich hoe
kwetsbaar opgesteld hij stond, zijn polsen en onderarmen door touwen tot
een innige omhelzing gedwongen met een dikke gladde zuil. Hij voelde onder zijn
ribbroek zijn slappe pikkie harder worden. Hij vroeg zich af of zijn Meester
kon zien dat hem een aarzelend saluut gebracht werd. Een saluut aan een
vertegenwoordiger van een instituut dat hem erin geluisd had. Iemand voor wie
hij antipathie koesterde. Iemand die een man was.
“Ik ben belast met jouw intake,” zei Patras. Hij voelde in
de zakken van zijn witte doktersjas. Hij diepte een document op, ongeveer tien
aaneengeniete vellen. Melchior zag aan de bladindeling dat de tekst
onderverdeeld was in genummerde alinea’s. Grote grijze blokken.
“Het rapport van jouw psycholoog,” sprak Patras. “Het
schetst een tamelijk verontrustend beeld.”
Op z’n dooie akkertje kwam Patras dichterbij. Melchior bekeek zijn dure lakschoenen en schaamde zich de ogen uit de kop vanwege zijn halfstijve lul.
“Zij adviseert onderzoeken om vast te stellen in hoeverre de
diagnose autisme gesteld moet worden. Zij adviseert onderzoeken om vast te
stellen of je je gevoelens wel kent, of je wel empathie koestert, of het gebrek
sociale relaties aan te gaan, onmacht is of onwil.”
“Daar hebben Lotte en ik inderdaad over gesproken,” mompelde
Melchior uiteindelijk. “We hebben erover gesproken dat ik strikt vrijblijvend
een bezoek zou brengen aan een instituut dat bij haar hoog aangeschreven staat.
Maar toen ik hier gisteren aankwam…”
“Lotte adviseert gedwongen opname, voor onbepaalde tijd. Dat
klinkt iets anders dan strikt vrijblijvend.”
Melchiors lijf sidderde toen Patras vlakbij kwam, zo
dichtbij dat Melchior zijn eau de toilette en zijn aftershave rook. Hij had
nooit zo bewust, zo opmerkzaam, de geur van een man opgesnoven.
“Dat is niet zoals we het besproken hebben,” stamelde
Melchior. “Er zou een strikt vrijblijvend intakegesprek plaatsvinden….”
“Dit gesprek is strikt vrijblijvend,” sprak Patras. “Het
staat nog lang niet vast dat je zult worden aangenomen als patiënt.”
“Het feit dat ik vastgebonden ben, geeft me nou niet bepaald
een vrijblijvend gevoel,” mompelde Melchior. Hij probeerde Patras strak aan te
kijken. Hij faalde. Zijn neergeslagen ogen ontwaarden de touwen die om zijn
enkels zaten. Het felle wit vloekte met het aardse groen van zijn ribbroek en
het aardse bruin van zijn sokken.
“Ben je autistisch, Melchior?”
“Waarom zou ik u daarover iets te zeggen hebben?”
Patras grijnsde. Hij kwam vlak voor Melchior staan. Hij
monsterde Melchiors blik, de onrust in zijn lijf en in zijn gezicht. Melchior
schrok toen Patras hem een klap in zijn gezicht gaf, een veeg met zijn vlakke
hand.
“Omdat ik je dat vraag,” siste Patras. Waarna hij Melchior
in zijn gezicht sloeg, beurtelings op zijn linker- en rechterwang. Het waren
afgemeten klappen. Het was gedoseerde agressie. Maar Melchior werd er zo bang
van dat hij al snel schreeuwde dat hij zou meewerken.
“Ik zal uw vraag beantwoorden,” stamelde hij, toen Patras
opgehouden was met hem te slaan. De dreiging in zijn houding was echter niet
geweken. Hij kon elk moment opnieuw uithalen.
“Ik…” Een autist is altijd eerlijk, schoot hem door het
hoofd. Melchior had het altijd al zwakte gezien, maar Lotte had hem doen inzien
dat het een deugd was. Hij voelde de touwen die bewezen dat hij gevangen was.
Hij was overmeesterd en onderworpen. Onderworpen mannen waren in geen positie
om te liegen. Zelfs proberen de waarheid te verzwijgen, was al dubieus.
“Ik herken de meeste symptomen van het Asperger syndroom,”
sprak hij toen. “Ik heb bijvoorbeeld moeite om sociale interactie te begrijpen.
Vooral ongeschreven regels, van die normen die er plotseling blijken te zijn
zonder dat ze ooit expliciet meegedeeld worden. Beleefdheidsfrasen. Ik kan niet
zo goed tegen mensen die iets anders zeggen dan ze bedoelen. Ik kan niet praten
om het praten.”
“Is dat het enige?”
Heel even keek Melchior op.
“Is dat niet genoeg?” vroeg hij met neergeslagen ogen.
“Verre van,” antwoordde Patras.
“Ik heb moeite bij mijn gevoel te komen,” vervolgde Melchior
haastig, voordat hij nieuwe klappen zou krijgen. “Ik kan er wel bij, maar heb
vaak moeilijke omwegen, kronkelweggetjes, nodig om het te bereiken. Mijn
gevoelens uiten gaat vaak niet makkelijk, niet natuurlijk. Dan word ik woedend
of driftig, maar ik ben eigenlijk verdrietig. Cynisch word ik dan ook.”
“Klinkt als een aandoening die de meeste mannen hebben,”
sprak Patras.
Hij kwam opnieuw erg dichtbij. Melchior voelde dat zijn hele
lijf sidderde, zo bang was hij van deze man geworden.
“Je hebt een stijve lul,” fluisterde Patras, “Terwijl je aan
een zuil vastgebonden bent. Is dat geen aandoening?”
“Ik heb lang gedacht van wel,” mompelde Melchior.
“En nu?”
“Het is iets wat bij me hoort. Iets wat is. Iets wat me
nooit meer zal verlaten.”
“Maar nu word je verraden door je eigen lijf. Volgens alle
geldende normen zou je hier verkrampt en verstijfd moeten staan, vol van
woorden als dit is tegen de afspraken, ik heb toch mijn rechten en – de
klassieker – dit kunt u niet ongestraft met mij doen….”
“Ik…,” Melchior probeerde te bedenken, te verklaren waarom
hij niet volgens de geldende normen reageerde. Hij voelde zich te kwetsbaar, te
veel in verwarring om woorden te kunnen vinden.
“Je lijf is een verrader," zei Patras. "Het lijkt wel een vrouw.”
Hij stiet een korte lach uit.
“Het lijkt wel Lotte,” zei hij toen. “Ze heeft je verraden,
Melchior. Ze heeft het rapport net even wat anders verwoord als met jou
besproken. Zodat je argeloos in de val liep…”
“Lotte is geen verraadster,” sprak Melchior op heftige toon.
“Lotte heeft het beste met me voor….”
In eerste instantie was het lachje op Patras’ gezicht vol
spot. Maar zijn gelaatstrek veranderde.
“Ik denk dat je gelijk hebt,” sprak hij toen. “Ik denk dat
Lotte inderdaad het beste met jou voor heeft.”
“Ben jij biseksueel, Melchior?” vroeg Patras vervolgens.
“Tot nu toe heb ik mijzelf nooit zo beschouwd.”
Maar alle zekerheden hadden hem verlaten. Ondanks zijn
moeiten om zichzelf staande te houden in de maatschappij, mee te doen, te
functioneren, had hij zichzelf beschouwd als een vrij man, qua denken vrij
genoeg om zijn eigen keuzes te maken. Maar nu bleek hij in de val gelopen,
stond hij hier weerloos te staan, beroofd van keuzemogelijkheden, en werd hij
belaagd, geïntimideerd door een man. En zijn lul was keihard.
“Ik ben wel biseksueel,” sprak Patras. “Heel erg zelfs.”
Patras strekte zijn hand, raakte Melchiors wang en aaide
die.
“Ik val op je,
Melchior,” zei hij. “Ik val op tengere mannen met trouwe, eerlijke ogen. Ik val
op mannen die kunnen verliezen. Mannen die rustig blijven wanneer hun dunne
polsen in touwen gevangen zijn. Mannen die slikken en accepteren. ”
Patras betastte de kraag van Melchiors bloes en de huid van
zijn hals daarboven. De wrikkende bewegingen van zijn armen hadden
ontnuchterend weinig effect op de touwen. Hij voelde zich hopeloos zielig. Het accepteren viel hem maar
wat zwaar.
“Heb jij ook een stijve?”
“Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet.”
“Dat is voor jou een vraag en voor mij een weet.”
Melchior beloerde de hand van de man die zijn kin, hals en
oor streelde. Toen Melchior zijn hoofd afwendde dwong de hand, venijnig
knijpend, zijn hoofd terug recht en zijn ogen terug open. Patras lachte toen
zijn andere hand Melchiors broek beroerde, zijn kruis verkende. Hij werd betast
en geaaid. Drukkende vingers stelden onomstotelijk vast dat zijn lul stijf was.
“Vind je… Vind je het belangrijk dat ik op je reageer, vind
je het leuk dat ik… dat ik toch wel enigszins ontvankelijk voor jou blijk te
zijn?”
“Ik wist dat je dat zou zijn,” antwoordde Patras. “Blijf je
volhouden dat je heteroseksueel bent? Denk jij nog steeds aan Lotte en aan
Lotte alleen? Of denk je wellicht aan de vrouwen die jou gistermiddag in de
wachtkamer kwamen bezoeken….”
Dat waren de verraadsters, bedacht Melchior, terwijl hij zijn lijf liet wrikken en zijn vuisten balde van onmacht. Bij de balie leek alles nog normaal. Hij werd gewoon vriendelijk begroet door gewoon een leuk meisje. Hij werd naar een wachtruimte gedirigeerd met meer patiënten. De meesten oogden normaal, geen waanzinnige ogen, tics of dwangmatig ijsberen. Er werden tijdschriften over tuin- en woonideeën gelezen.
Maar tegen vieren was de wachtkamer leeg en zat alleen
Melchior er nog. Hij keek steeds vaker op zijn telefoon voor de tijd. Hij ging
ijsberen, tegen het dwangmatige aan. Hij begon serieus te overwegen zijn jas en
tas te pakken en te vertrekken. Al had Lotte dan nog zo nadrukkelijk gezegd dat
haar collega echt een topper was in het autismewerkveld.
“… Ik… Ze overvielen me gewoon. Ik heb nog geprobeerd hen met woorden tot rede te brengen, maar ik werd simpelweg overmeesterd. Ik probeerde te vechten, vocht als een leeuw, maar….”
“Maar nu ben je oh zo stil en oh zo gedwee. Als een vrouw je
wil overmeesteren, vecht je als een leeuw, maar als een man hetzelfde met je doet,
dan…”
“Nu is het anders,” riep Melchior uit. “Nu ben ik toch al
kansloos. U… je… ik… Bij u zat ik vanaf het begin in een ondergeschikte, onmachtige
positie. Stond.”
Plotseling stond het huilen hem nader dan het lachen.
Plotseling voelden de touwen weer als vijanden.
“Je bent helemaal geen vechter,” fluisterde Patras. Met de
rug van zijn hand aaide hij Melchiors wang.
“Een vechter zou proberen me te bijten,” fluisterde hij.
Melchior voelde het verzet dat sluimerde in zijn buik, het
verzet dat hem inderdaad ingaf om te bijten. Maar hij voelde ook het verlangen Patras
te laten begaan, hem te gunnen wat hij wilde hebben. Al was en bleef het een
man die hij niet mocht, met die dominantie van hem, die schaamteloze grijns,
dat bezitterige, pocherige, betweterige. Maar de touwen logen niet. Of hij
Patras nou mocht of niet, vertrouwde of wantrouwde, Melchior was de
onderliggende partij. Hij was de overmeesterde. Hij was de onderworpene. Op dat
gevoel reageerde zijn lichaam.
“Mijn masochisme is biseksueel,” antwoordde Melchior. “Dat
blijkt ook al wel uit mijn fantasieën. Maar voor wat betreft seksualiteit ben
ik heteroseksueel, denk ik.”
Melchiors gelaat was vertrokken toen zijn bloes werd gepakt.
Er werd een knoopje opengemaakt.
“Is dit geen seksualiteit dan?”
Knoopje voor knoopje werd opengemaakt. Melchior had geen
keus dan toe te laten dat het gebeurde. Hij snoof er mismoedig bij en het huilen
stond hem nader dan het lachen, maar het feit dat de touwen hem tegenhielden,
hem beletten zichzelf te verdedigen, wond hem op.
“Ja dit is
seksualiteit,” bekende Melchior. Zijn staarde voor zich uit tot zijn buik bloot
en zijn schouders ontbloot waren. Hij kon in Patras’ ogen zien dat zijn aanblik
hem opwond.
“Met neuken heb ik eerlijk gezegd nooit zo veel gehad.
Wederrechtelijke vrijheidsberoving is voor mij spannender.”
Zijn buik werd bevoeld. Melchior gaf zich stukje bij beetje over
aan de liefkozingen, die van de seksuele verhoging in zijn kruis een heuse koortsaanval
maakte. Maar plotseling deden de handen hem pijn. Patras draaide aan en kneep
in zijn tepels. Hij gaf Melchior een venijnige stomp in zijn buik. Hij duwde
zijn been tussen zijn knieën en ramde hem in zijn kruis. Melchior kermde.
“Met lieve dingetjes heb ik eerlijk gezegd nooit zo veel
gehad. Marteling is voor mij spannender.”
“Marteling,” herhaalde Melchior, nadat de hand weg was.
Patras was bij hem vandaan gelopen. Hij had een gordijn achter zijn bureau
weggeschoven. Er bleek een nis achter te schuilen. Een nis waarin stellages
stonden. Rekken met zwepen.
“Ik zeg maar eerlijk waar het op staat,” hoorde Melchior
Patras zeggen. “Ik begreep zojuist dat je daar prijs op stelt.”
In de nis hing een groot kartonnen bord, vol met haakjes
waaraan attributen hingen. Patras selecteerde eerst een rol duct tape.
Vervolgens pakte hij een stanleymesje. Melchior beloerde hem met wezenloze ogen
terwijl Patras met deze attributen bij hem terugkeerde.
“De intake wordt ingevuld met een marteling,” sprak Patras.
In de zak van zijn doktersjas bleek nog een vel papier te zitten. Een A4’tje
dat aan één kant bedrukt was.
“Ik ga je martelen totdat je deze verklaring tekent,” sprak
Patras met wild glanzende ogen. “Met het tekenen van deze verklaring stem je in
met gedwongen opname voor onbepaalde tijd. Met het tekenen van deze verklaring
stem je ermee in dat de staf van deze instelling, en niet jij, bepaalt of en
wanneer je ooit terugkeert in de maatschappij.”
Patras lachte Melchior vriendelijk toe. Melchiors armen vochten, nu uit alle macht, maar bleken geen partij voor de touwen.
“Je mag nu meteen tegen me zeggen dat je tekent. Dan maak ik
één arm los, duw een pen erin, en twaalf paraafjes en een handtekening later
gaan we samen in de kantine beneden een biertje drinken.”
Melchior gaf geen antwoord. Zijn ogen vroegen. Ze smeekten.
Om een aanknopingspunt, een reden.
“Je bent een vreselijk lieve jongen,” sprak Patras. “Die
mooie groenige ogen zullen zelden kwaad kijken. En liegen kunnen ze ook niet of
nauwelijks.”
Hij trok een strook tape los en scheurde hem van de rol. Hij
kwam tegenover Melchior staan.
“Eigenlijk verdien je respect, zo zuiver als je bent,” sprak
Patras. Vervolgens plakte hij de strook tape dwars over Melchiors lippen. Razendsnel
scheurde Patras een tweede strook.
“Eigenlijk wel. Eigenlijk verdien je het om bedachtzame
zinnen te spreken in welgekozen formulering. Als je wat zegt, is het best de
moeite waard.”
Hij plakte de tweede strook. Melchiors mond zat
dichtgeplakt.
“Als je wat zegt,” herhaalde Patras. Grijnzend volgden zijn
ogen de traan die over Melchiors wangen biggelde.
“Ik dacht dat je niet bij je gevoel kon,” spotte hij.
“Deze wereld behoort toe aan de doortastende mannen,” sprak hij
vervolgens. “De mannen die opblazen en overdrijven, opscheppen en opsnijden. Donald
Trump, Wladimir Poetin, Viktor Orban. De mannen die de waarheid vertellen, de
mannen die bescheidenheid kennen, nuances uitspreken, dat zijn de mannen die verliezen.
Je lijkt me een hartstikke intelligente kerel, maar helaas, de reden dat je
tegen deze zuil vastgebonden staat, is niet jouw conversatietalent.”
Patras toonde Melchior het stanleymesje. Patras kon zien dat het mes Melchior bang maakte. Het mes maakte het wel erg moeilijk te geloven dat hij deze man kon vertrouwen. Moest vertrouwen.
“Als een nieuwe patiënt arriveert, komen we altijd even naar
het hok van de beveiliging om de camerabeelden te bekijken. Er hangen camera’s
in het hele complex, ook in de wachtkamer…”
Het stanleymesje prikte in Melchiors broekspijp. Bij zijn
dij werd een gaatje gemaakt.
“Ik heb alles gezien, lieve Melchior. Ik heb gezien dat je
loog zojuist. Ook jij bent uiteindelijk niet meer dan een vuile leugenaar.”
Patras blik was zo intens dat Melchiors ogen wel moesten
vluchten. Zijn kin werd gegrepen. Zijn hoofd werd teruggedraaid. Hij moest
Patras aankijken, hem tonen dat zijn ogen betraand waren.
"Ik heb met eigen ogen gezien dat het nogal tegenviel met dat
verzet van jou. Natasja had weinig moeite met jou inpalmen.”
Natasja. De lange, oh zo tengere vrouw, met haar bleke huid en haar donkere haren en ogen. Die ogen die geen tegenspraak duldden.
Waren er echt camera’s?
“Ze zei tegen je dat Elena, de autismedokter, helaas wegens een spoedgeval, ernstige gedragsproblemen met een zwaar autistisch kind, de kliniek voortijdig had moeten verlaten. Er werd voor morgen een nieuwe afspraak ingepland. Toen je zei dat je dan maar zou gaan, zei Natasja dat dit helaas niet zou gaan.”
Er waren echt camera’s.
“Die woorden alarmeerden je, maar je zei niks. Je keek toe hoe Natasja’s metgezel, Cindy, snel bij jouw jas aan de kapstok en bij de deur ging staan. Je begreep dat dit niet toevallig was. Toen Natasja vervolgens tegen je zei dat je helaas een nacht zou moeten blijven, zei je nog steeds niks. Geen tegenwerping. Geen gebekvecht.”
"Je begrijpt toch zeker wel dat het instituut het risico niet
nemen je vrij te laten gaan en staan waar je wilde,” imiteerde Patras Natasja. “Daarvoor
is het rapport van de psycholoog te alarmerend. Pas bij die woorden sputterde
je wat. Als je op dat moment Natasja recht in haar gezicht uitgelachen had en
vervolgens recht op Cindy afgelopen zou zijn om je jas te pakken, dan zou ze je
niet tegengehouden hebben. Ook Cindy is echt niet zo’n vechtersbaas hoor. Ze is
forsgebouwd en ze roeit als een bezetene in het fitnesscentrum, maar een beetje
man kan ze echt niet aan…”
Melchior trotseerde, nog steeds gedwongen, Patras’ ogen. Er welden tranen op. Inmiddels had Patras zijn rechterbroekspijp bijna helemaal doorgesneden. Melchiors ribbroek werd omgezet in hotpants.
“Maar ja dat deed je niet, hè? Je vermijd conflicten.
Meegaand. Als Natasja het wil, dan moet ik maar
een nachtje hier blijven, dacht je. Ik pas me wel weer aan.”
De pijp kwam op z’n enkels te liggen, bovenop de touwen. Patras
prikte een gaatje in Melchiors andere broekspijp.
“Je was enorm aandoenlijk om te zien toen Natasja je
meedeelde dat ze je helaas moest boeien. Voorschrift van het huis. Patiënten
bij wie nog geen diagnose was gesteld, worden uit voorzorg beschouwd als
vluchtgevaarlijk en dus bij verplaatsingen van hun vrijheid beroofd.”
Het mesje sneed.
“Je wist niet wat je hoorde. Je wist niet hoe je moest
reageren. Natasja’s onverbiddelijke ogen gaven je een hint. Doe maar wat zij
zegt. Doe maar wat zij wil, dan is het goed. En dus bood je haar je polsen toen
zij jou haar handboeien toonde. Zonder enig verzet te plegen…”
Ook de andere pijp was tot op z’n enkels geduwd. Patras
streelde Melchiors licht behaarde dijen. Testte de kracht in z’n knieën. Deed
met een schopje zijn schenen pijn.
“Op dat moment heb ik in mijn vinger opgestoken om de intake
te mogen doen,” sprak Patras. “Want ik hou van lijdzaam. Ik hou van
illusieloos.”
Melchiors lijf kronkelde toen hij meer schoppen kreeg tegen z’n schenen en kuiten. De punten van Patras’ lakschoenen waren keihard. Melchior kermde toen Patras hem voluit schopte.
“Op dat moment ben ik gestopt met kijken. Ik wilde geen
story spoilers zien…”
Patras’ intense blauwe ogen eisten Melchiors volle aandacht
op. Melchior voelde dat hij aan de knoop en rits van zijn broek zat. Ze werden
opengemaakt.
“Je zult wel een tocht door de gang hebben gemaakt. Je zult
wel naar een behandelkamer gebracht zijn. Daar hebben de vrouwen samen jouw
polsen opgetild om jouw handboeien vast te maken aan een metalen ring. Een ring
die vervolgens hoger getakeld wordt, zodat je met gestrekte armen en gestrekt
lijf komt te staan, hielen los van de vloer.”
Schaamteloos bevoelde Patras zijn geslacht. Melchior moest
ervan grienen, zo verschrikkelijk vond hij het om weerloos te moeten ondergaan.
Maar tegelijkertijd was zijn lul keihard en kreunde hij alsmaar geiler onder de
aanrakingen.
“En dan word je overal betast en beklopt om vast te stellen
dat je nergens wapens verborgen houdt...”
Patras duwde Melchiors broek met schokjes langs zijn billen.
Toen hij er voorbij was, liet hij hem los. Hij zakte tot op zijn enkels.
“Hebben ze je naakt uitgekleed of mocht je je kleren aanhouden? Knik ja, naakt uitgekleed, of nee, ik mocht mijn kleren aanhouden.”
Melchior schudde nee.
“Jammer,” spotte Patras. “Tja, je bent ook al 51. Bij een
jongeman waren die vrouwen nog wel even verder gegaan. Je wordt er niet mooier
op met het klimmen der jaren. Er gaat steeds meer lubberen…”
Melchior keek Patras smekend aan toen de punt zijn stanleymesje de stof van zijn onderbroek te pakken had. Hij voelde tranen uit zijn ogen glippen toen het mesje sneed. Bij zijn heup werd het broekje vernield.
“Maar ik wil dat je naakt bent, omdat ik je dan beter kan
martelen.”
Het mesje sneed ook bij zijn andere heup. Het textiel liet
los van zijn huid. Patras gaf een ruk aan de resterende stof en Melchior was naakt.
“Jonge jongens of
meisjes zijn mooier wanneer ze naakt zijn,” zei Patras. “De huid is gaver en
gladder. Minder plooien en rimpels. Maar de kwetsbaarheid die het naakt zijn
tot gevolg heeft, heeft geen leeftijd. Die is altijd aandoenlijk.”
Patras raakte met zijn vingertoppen Melchiors lul. Hij
bevoelde hem vanaf de stam, omhoog tot de rode blote eikel.
“Het feit dat je geen weerwoord hebt, vind ik ook
aandoenlijk,” sprak hij. “Je kunt alleen met me communiceren via de reacties
van jouw lichaam op mijn aanrakingen. Als licht autistisch persoon besef je misschien
niet dat je daarmee alles vertelt wat ik van je wil weten. Jouw lichaamstaal is
nog directer en nog eerlijker dan jouw woorden. “
Melchior zag zijn lul schuin omhoog staan, de top rood en
jeukerig. Hij voelde zijn lijf hunkeren naar meer, heftiger aanrakingen.
“Het is een leugen,” dacht hij. “Hoe kan mijn lijf beweren
dat het ervan geniet een speeltje te zijn? Niet als de speler een man is. En al
helemaal niet als de speler van plan is me te martelen.”
Maar Melchiors lijf bleef hunkeren. Ook toen Patras bij hem
wegliep en bij hem terugkeerde met een cassette met naalden. Hij trok een naald
los. Hij toonde hem zijn slachtoffer. Melchior sloeg zijn ogen neer voor het
verlangen, het boosaardige plezier in Patras ogen. Hij zag zijn lijf een
terugtrekkende beweging maken toen diens hand kwam. De hand kreeg zijn tepel
zonder moeite te pakken. Even later begroette Melchior met een felle ademtocht
de pijn van de punt van de naald die zijn tepel doorboorde. Het prikje was fel,
de napijn een licht schrijnen.
Er kwam een tweede naald uit het doosje. Melchior wrikte met
zijn armen, alleen om te ondervinden dat hij nog altijd een weerloos
slachtoffer was. Er was geen ontsnappen aan de pijn. Met verweesde ogen keek
hij toe hoe Patras zijn tepel pakte en tussen zijn vingers opwond. Hij bekeek
de naald. Hij besefte dat hij verlangde naar de pijn. Hij kreeg wat hij
verlangde.
“Hoe veel mannen hebben net als ik tegen deze zuil gestaan?” zou Melchior hebben willen vragen, maar hij kon niet spreken, alleen maar kijken naar een nieuwe naald, en voelen hoe gladde, behoedzaam opererende vingers zijn tepel zocht, vond, opwond. Waarom deed de gedachte hem verdriet dat hij niet de eerste en waarschijnlijk niet de laatste is, noch de jongste of de mooiste. Of de minst kleinzerige, dacht hij, nadat hij de tape liet knisperen van het misbaar dat hij maakte.
“Ik kan er niks van,” dacht hij, toen hij zijn lijf
mismoedig liet kronkelde, in de wetenschap dat er een nieuwe naald aankwam.
“Stilstaan,” dacht hij, op het moment dat hij Patras’
vingers voelde. Hij zette zijn dijen schrap.
“Overgave,” dacht hij. Hij keek
Patras aan. Ogen vol tranen. Een lul die weer stijver werd toen zijn tepel
vastgepakt werd en de naald in de aanslag gebracht werd.
“Doe me maar pijn,” dacht Melchior, voor hij zijn ogen sloot
en zijn eigen gekreun beluisterde, van pijn.
“Hij vindt me lekker,” dacht Melchior, toen alle naalden uit
het doosje in een krans in zijn tepels gestoken zaten en Patras hem stond te
bekijken. Eigenlijk kon hij die gedachte niet geloven. Zo veel soeps was hij
niet. Een onopvallend man. Maar wel was hij lang en slank, door heel veel te
fietsen maar een luttele paar kilo’s te veel.
“Wil je al tekenen?”
Melchior bleef voor zich uit staren, zich pijnlijk bewust
van zijn naaktheid, zijn onvoorstelbare kwetsbaarheid. Als antwoord kroop zijn
lul de lucht in.
“Dat beschouw ik als een nee,” grinnikte Patras.
Niet veel later stond Patras tegenover hem met een
veeprikker. Melchior voelde adrenaline door zijn lijf gieren. Hij wist bij God niet
hoeveel pijn hij nu te verduren kreeg.
De eerste schok kreeg hij op zijn been. Hij kermde van
schrik. Hij bleef kermen toen hij na die eerste schok opnieuw aangevallen werd.
De pijn deed hem kermen, maar het ergste was besef dat hij niet weg kon, dat er
geen ontsnappen was aan die pijn, en dus ook niet aan de angst voor die pijn. Geen
keuze hebben, dat was het ondraaglijke aan marteling, besefte Melchior.
“Stil staan,” brulde Patras. Het duurde nog even voordat zijn woorden tot Melchior doordrongen. Wie was zijn Meester? Was het de angst die zijn lijf aanzette tot kronkelen, of was het Patras?
Een paar seconden later stond Melchior roerloos. Hij sloeg
zijn ogen neer voor het genot in Patras’ ogen. Nu zag hij zijn naakte lichaam,
zijn dijen en heupen lichtjes sidderend. Zijn ooghoeken zagen de veeprikker.
Hij kwam. Beide puntjes raakten zijn ballen aan. Melchior wierp zijn hoofd in
zijn nek en registreerde de pijn, zo hevig dat hij wel moest kronkelen, en
kermen. Naderhand waren zijn ademtochten zo heftig dat de tape ervan knisperde.
Weer werd hij aangevallen. Weer was het onmogelijk om zijn dijen stil te houden. Hij moest wel wrikken, dansen,
wringen, kronkelen, voor zover de touwen hem dat toestonden.
“Je kunt het niet,” hijgde Patras. “Je kunt je niet
overgeven. Zelfs al zou je mijn voorbeeldige slaafje willen zijn, dan nog kun
je je niet overgeven. Je bent gewoon te bang voor deze pijn.”
De veeprikker raakte zijn ballen vol. Melchior gilde het
uit. Vervolgens probeerde zijn lichaam de volgende prik te ontwijken, maar toch
werd zijn heup getroffen. Hij voelde een steek, een gevoel van verlamming, een
gevoel dat hij na vandaag, na deze marteling, een kreupele zou zijn. Invalide
gemaakt. Hoe veel zou hij moeten opgeven voordat zijn Meester tevreden was?
Hij keek hem aan en zag de waanzin in zijn ogen sluimeren.
Hij incasseerde een nieuwe voltreffer in zijn ballen. Zijn lijf vocht nu in
plaats van dat het zich overgaf. Zijn lijf probeerde te overleven.
Maar toen de veeprikker weg was en Melchior alleen gelaten
stond te wachten, zich pijnlijk ervan bewust dat hij nog altijd naakt en nog
altijd weerloos was, en dat hij zelf niet de macht had om iets aan deze
toestand te veranderen, toen werd zijn lul opnieuw stijf, werd zijn lichaam
opnieuw warm en jeukerig.
“Ik ben zijn ideale slachtoffer,” bedacht Melchior. Van die
gedachte moest hij huilen.
Patras kwam wederom op hem af. Schuchter beloerde Melchior
de ogen waarmee zijn Meester hem bekeek.
“Ik ben zijn liefje,” bedacht hij beduusd.
“Wil je nu tekenen?”
Melchior boog zijn hoofd toen Patras vlakbij kwam. Hij was
een kop groter, maar voelde zich totaal onderworpen. Hoe had hij ooit kunnen
denken dat hij een vrij man was? Hoe had hij ooit kunnen denken dat hij recht
had op bewegingsvrijheid, het recht bezat om kleren te dragen? Hoe kon hij
denken dat hij nee kon zeggen, tegen wat voor plan zijn liefje dan ook met hem
voorhad?
Melchior schudde zijn hoofd.
Patras toonde hem een zilverkleurige buis van een centimeter
of tien lang, met een eikelvormige top.
“Ben je ooit van achteren gepenetreerd?”
Melchior schudde zijn hoofd. Zijn starre ogen verrieden dat
hij zich misbruikt voelde. Toen de buis zijn dijen raakte, probeerde hij ze op
slot te houden. Patras keek naar hem op met ogen die vroegen. Ogen die eisten.
Melchior gaf ruimte en de buis gleed tussen zijn dijen. Vervolgens tikte hij
zijn anus aan. Patras richtte en zette druk. Met een schokje gleed de buis een
stukje bij Melchior naar binnen. Melchior sloot zijn ogen en met zachte kreungeluiden
bracht hij zich ertoe zijn lichaam te laten meewerken in plaats van
tegenwerken, zodat de buis hem dieper en dieper kon penetreren. Pijn deed het
niet, maar toen de buis volledig naar binnen geschoven was, bezorgde hij
Melchior een branderig gevoel. Met tape werd de buis vastgezet. Vervolgens
bevestigde Patras draadjes aan het uiteinde. De draden sloot hij aan op een
kastje.
Melchior staarde in een onbekende verte toen met behulp van
zachte ronde plakkers elektroden op zijn scrotum bevestigd werd. Hij voelde
zich alleen. Alleen met zijn angst voor een onbekende pijn. Hij had gelezen dat
het toegediend krijgen van elektrische schokken nagenoeg onverdraaglijk was.
Met een laatste plakker werden elektrodes bevestigd aan de
zijkant van zijn lul en bovenop zijn eikel. Patras’ zachte vingertoppen knepen
in Melchiors vlees totdat zijn lul helemaal stijf was en totdat hij kreunde van
verlangen.
“Stockholm syndroom,” dacht Melchior, terwijl hij zich
klaarmaakte, voorbereidde, van plan om zijn uiterste best te doen de pijn als
een man te dragen. Als een voorbeeldig slaafje.
Ten slotte zette Patras twee knijpertjes bovenop de krans
van naalden die in zijn tepels staken.
Met het kastje in zijn hand, alle draden aangesloten, kwam
Patras tegenover Melchior staan. Hij lachte toen een beweging van zijn hand
richting grote zwarte draaiknop Melchior een wilde grom ontlokte.
“Dit is de speelstand,” zei Patras. “Deze stand gebruik ik
als ik seksspelletjes speel.”
Melchior schrok van de puls die hij voelde in zijn geslachtsdelen,
bij zijn tepels en diep in zijn anus. Na even wennen moest hij toegeven dat de
pijn best te verdragen was. Met zijn ogen dicht begon hij het geklop te voelen
als seksuele stimulans. Hij werd er geil van.
“En dit is de stand die ik voor jou gebruik,” sprak Patras,
waarna een wilde schokgolf door Melchiors lijf trok, een pijn die zijn hoofd in
zijn nek wierp, een pijn die hem een dusdanig heftige kreet ontlokte dat de
tape op zijn lippen losliet. De schok duurde maar heel even, besefte Melchior,
toen hij stond uit te hijgen. Maar Patras was nog steeds tegenover hem en zijn
hand lag bovenop de knop. Hij bekeek Melchior met wilde ogen.
“Nee,” mompelde Melchior. Vervolgens jammerde hij van pijn
omdat Patras voor de tweede keer de knop omdraaide.
“Eindelijk wordt het leuk,” hoorde Melchior Patras zeggen.
“Eindelijk spelen we om hoge inzetten.”
“Nee, alsjeblieft,” stamelde Melchior. “Niet nog eens,
alsjeblieft….”
Maar zijn woorden gingen verloren in nieuwe, heftige
jammerkreten.
“Vind je het nog steeds fijn om mijn masochistische vriendje
te zijn?”
“Ik…” Melchiors ogen vluchtten. Een hand die zijn kin greep,
dwong zijn gezicht terug te draaien en dwong zijn ogen open.
“Het verlangen om te verdragen wat je wil dat ik verdraag,
is nog steeds niet uitgeblust,” fluisterde Melchior. Waarna hij moest huilen.
En waarna hij een nieuwe schok kreeg.
Pas toen Patras vroeg of Melchior wilde tekenen, zei hij ja.
Patras’ ogen twinkelden toen hij Melchiors armen en polsen
losmaakte. Zodra zijn rug los kwam van de zuil, werd hij meegetroond. De
vrijheid die Melchior voelde, vrijheid om zijn ledematen te kunnen bewegen was
een illusie. Mentaal was hij tot niks in staat, behalve dan Patras gehoorzamen.
Aangekomen bij het bureau, kreeg hij een pen in zijn hand.
Het papier werd op het blad gelegd en naar hem toe geschoven. Patras wees met
zijn vinger het kruisje en stippellijntje aan. Melchior plaatste een
handtekening. Hij wist dat het een handtekening was waarmee hij het recht om
zijn eigen keuzes te maken, opgaf. Hij was er klaar voor. Hij wilde niks meer
te kiezen hebben.
“Op je knieën,” hoorde hij. Hij gehoorzaamde. Hij keek op naar
zijn Meester toen die zijn doktersjas losmaakte. Hij deed zijn gulp open. Hij
haalde een lang, dun lid tevoorschijn. Hij bood het Melchiors lippen aan.
“Heb je wel eens een man gepijpt?”
Melchior schudde zijn hoofd.
“Dan wordt het tijd om te onderzoeken of je daartoe in staat
bent,” sprak Patras. Hij drong zijn lid aan Melchiors lippen op. Met moeite
kreeg hij zijn lippen zo ver dat ze het vlees, de roze huid, toelieten. Het
vulde zijn mond. Het vulde hem vernederend volledig.
Hij bekeek Patras’ ogen terwijl zijn handen wederom achterop
zijn rug vastgebonden werden.
“Als ik het niks vind, krijg je vanavond een maal dat door
een kok bereid is en slaap je vannacht in een ruim zacht bed,” sprak Patras.
“Maar als ik het lekker vind, dan krijg je vanavond water en brood en slaap je
geketend in een ongemakkelijke houding...”
“Snap je dat?”
Melchior knikte.
“Snap je het echt?”
“Ik snap wat of wie ik ben,” zei Melchior zacht.
“Wat of wie ben je dan?”
“Minder dan niks,” antwoordde Melchior.
Hij sloot zijn ogen. Hij voelde het vlees in zijn mond rillen. Hij krulde zijn lippen eromheen. Hij begon met toewijding te zuigen.